Ben Hewitt (New York† 11 september 1935 – Los Angeles, 8 december 1996) was een Amerikaans rockabillymuzikant.
Kindertijd en adolescentie
Hewitt werd in 1935 geboren in een houten hut in een indianenreservaat in Niagara County, New York. Hij behoorde tot de stam van de Tuscarora, die worden gerekend tot de Iroquois-sprekende indianenvolkeren van Noord-Amerika. Op twaalfjarige leeftijd kreeg hij een ukelele cadeau en een jaar later zijn eerste gitaar. Clayton Green leerde Hewitt de basis van het gitaarspel.
Muzikale invloeden
Naast countrymuziek begon ook rhythm and blues-muziek, die in die tijd steeds meer in de mode raakte, de jonge Hewitt te beïnvloeden in de vroege jaren 1950. Later luisterde hij ook naar de platen van het Sun Records label en Elvis Presley. In een interview dat hij in de jaren tachtig gaf aan muziekhistorici Colin Escott en Hank Davis, noemde hij Little Richard als een ander groot rolmodel.
Carrière
Hewitt had een band en speelde regelmatig zijn eigen stukken en liedjes van Little Richard in verschillende bars. Hij en zijn combo waren frequente gasten in DeFazios, een kleine bar in Niagara Falls. Daar trok ze de aandacht van songwriter Julian Langford, die haar probeerde over te halen demo’s van zijn liedjes op te nemen. Omdat de door Langford geschreven liedjes volgens Hewitt erg op elkaar leken, begon hij ze te herschrijven. Het enige nummer dat Hewitt nog in het origineel had, was het nummer Whirlwind Blues. Daarnaast waren er enkele nummers geschreven door Hewitt, zoals Queen in the Kingdom of My Heart en Bundle of Love, die later werden gecrediteerd als Julian Langford-nummers. Langford betaalde de studio en de drankjes en ze namen een demo op met de band. In 1958 werd een platencontract getekend met Mercury Records en een managementdeal met Langford. Twee dagen later begonnen de eerste opnames in New York City. De producer was Clyde Otis, die ook werkte met artiesten als Brook Benton, Roy Hamilton en The Five Satins. Otis droeg een eigen nummer bij, I Ain’t Givin’ Up Nothin’ (If I Can’t Have Something from You), dat hij samen met Brook Benton schreef. De meeste opnamesessies vonden plaats in de Bell Tone Studio, waar Hewitt later verschillende demo’s opnam voor Elvis Presley onder leiding van Clyde Otis.
De platen van Hewitt verkochten niet erg goed, maar hij had nog steeds talloze optredens en tournees, die allemaal werden geboekt via het Shaw Agency. Bij dit concertbureau was hij op dat moment de enige blanke artiest. Het hoogtepunt was een zogenaamde pakketreis als onderdeel van de Alan Freed-show, waarbij hij ook optrad in het Paramount Theatre in Brooklyn. In 1961 nam Hewitt afscheid van Mercury Records en verloor zijn interesse in verdere opnames en platencontracten. Later nam hij een live-album op van een tournee door het Verre Oosten op B-A-B Records, evenals de countrysingle “Border City Call Girl” in 1975 op het Canadese label Broadland Records, die in de VS werd uitgebracht op Plantation Records, een label van Shelby Singleton uit Nashville.
Hoewel de opnamen van Ben Hewitt geen hitlijsten bereikten, keerde hij zijn muziek nooit de rug toe. Hij bleef tientallen jaren optreden bij DeFazios en stond bekend onder zijn bijnaam “Smokey”. Hewitt zei in het interview dat hij “Smokey, de beroemdste onbekende” was. Hij werd zelfs herkend als “Smokey” tijdens een tournee in Okinawa, en het radiostation CBC in Toronto wilde ook een show met hem produceren – als “Smokey”, niet als Ben Hewitt.
Comeback
Toen de rockabilly-revival eind jaren 1970 in Europa begon, lag de focus opnieuw op de Amerikaanse sterren van het eerste uur en ook op de grote onbekenden van het genre. Talloze platen zijn opnieuw uitgebracht op verschillende Europese labels, waaronder opnames van onbekende artiesten die nooit de hitlijsten hebben bereikt. Dat is wat er gebeurde met Ben Hewitt. Nadat Hewitts Mercury-opnamen in de archieven waren herontdekt, bracht Bear Family Records ze in 1984 opnieuw uit, aanvankelijk op vinyl. Dit werd gevolgd door concerten op grote Europese rock-‘n-roll- en rockabillyfestivals, waar hij als headliner werd geboekt, gevierd als een van de pioniers van het genre.
Hij nam nieuw materiaal op voor een plaat in Engeland met de hulp van muzikanten van de Britse rockabillyband Breathless en producers Paul Barrett en Robert Llewellyn, dat ook op vinyl en later op cd werd uitgebracht door Bear Family. In 1985 nam Hewitt nog een LP op met de titel Ben Hewitt – Tore Up! in een studio in München tussen concertdata in Zuid-Duitsland. De begeleidingsband was de in München gevestigde groep The Catlegs en het album werd uitgebracht op het Duitse label Hydra Records. Tijdens het Bear Family Festival in Bremen in 1990 maakte Hewitt van de gelegenheid gebruik om verdere opnamen te maken met de begeleidingsband Rumble on the Beach in de opnamestudio van Jörg Siemer, maar deze werden pas in 1997 op cd uitgebracht. Ben Hewitt stierf op 8 december 1996 op 61-jarige leeftijd in Maryland.
Discografie (uittreksel)
Singles
- 1959: For Quite a While / Patricia June
- 1959: You Break Me Up / I Aint’ Givin’ Up Nothin’ (If I Can’t Get Something From You)
- 1960: My Search / I Want A New Girl Now
- 1960: The Queen in the Kingdom of My Heart / Whirlwind Blues
- 1975: Border City Call Girl / Hobnobbin’ With The Goblins
Albums
- 1984: They Would Call Me Elvis!
- 1985: Good Times And Some Mighty Fine Rock’n’Roll
- 1985: Ben Hewitt – Tore Up!
- 1997: The Spirit of Rock’n’Roll
- 1997: You Got Me Shook
- 1990s: Lucky Records Presents Ben Hewitt – Best Of 1958-1960