De samba is een Braziliaanse muzieksoort die vooral bekend werd door het carnaval in Rio de Janeiro.
De geschiedenis van de samba gaat ver in de tijd terug waarbij Afrikaanse, Europese en in mindere mate Arabische en Amerindische invloeden zich met elkaar vermengd hebben. Die wederzijdse beïnvloeding start wanneer in de 8e eeuw na Christus de eerste Afrikanen naar Spanje en later Portugal toekomen. Gedurende vijf eeuwen bezetting van het Iberisch Schiereiland door Arabieren heeft een aantal percussie-instrumenten intrede gevonden (bijvoorbeeld de tamboerijn). In de koloniale periode zijn over een periode van 350 jaar tussen 3 en 5 miljoen slaven naar Brazilië verscheept. Zij brachten muziek- en danstradities mee die later tot de samba evolueerden. De belangrijkste culturele invloed is echter terug te voeren op de Bantoe-volkeren uit Angola en het zuidwesten van het huidige Congo. Voor privéorkesten en -koren leerden de slaven westerse muziekstijlen zoals de mars, de wals en de Italiaanse aria, terwijl de Portugese bezetters gefascineerd waren door de Afrikaanse batuques (term die toen gebruikt werd voor alle Afrikaanse muziek en dans begeleid door percussie). Uit de combinatie van batuques en westerse muziek werd in de loop van de 18e eeuw een nieuwe Braziliaanse stijl geboren: de lundu, die doorgaat voor de eerste nationale dans van Brazilië. Een meer ‘erudiete’ variant van de lundu was de modinha.
Aan het einde van de 19e eeuw kwamen door de bloei van de koffieteelt en afschaffing van de slavernij grote migratiestromen op gang. Veel (ex-)slaven van wie velen afkomstig waren uit de deelstaat Bahia, vestigden zich in Rio de Janeiro en brachten hun lokale dansen, muziek en gebruiken mee. Enkele hiervan die op de samba een invloed hebben gehad, zijn : de samba de roda do recôncavo, de samba rural paulista, de calango, de jongo en de congadas of congos (een ceremonie uit het noordoosten van Brazilië, waarbij een Afrikaanse koning en koningin worden gekroond en tal van figuren meestappen in een optocht met percussie-instrumenten en kleurrijke klederdracht). Onder invloed van de polka en de Cubaanse habanera evolueerde de lundu te Rio de Janeiro tot een nieuwe dans- en muziekrage: de maxixe. Het carnaval van Rio de Janeiro speelde een hoofdrol in de verdere evolutie van de samba. In 1917 breekt de samba als muziekstijl door met de eerste nationale sambahit ‘Pelo Telefone’. In 1928 wordt de eerste sambaschool ‘Deixe falar’ opgericht. In de jaren 1930 werden de sambascholen deel van het officiële carnaval en kenden dankzij massale overheidssteun een enorme groei. In die periode verhief president Getúlio Vargas de samba carioca (samba van Rio de Janeiro) tot nationaal symbool. In een mum van tijd werd de samba populair in heel Brazilië en werden in diverse grote Braziliaanse steden sambascholen naar het model van Rio opgericht.
Volgens de gangbaarste verklaring stamt het woord samba af van semba, dat in de Kimbundu en Ngangela talen van Angola buikstoot of umbigada betekent. Deze buikstoot was – en is nog steeds in een aantal bestaande sambavormen – een manier om de beurt door te geven aan iemand anders. Naast deze verklaring vormen echter nog tal van andere Afrikaanse woorden een mogelijke verklaring (die elkaar echter niet hoeven uit te sluiten):
sánba (Kimbundu): gebed, bidden
cussámba (Kikongo): gelijkaardige betekenis als sánba (gebed bidden)
samba (Kimbundu): erg opgewonden zijn
samba (Bangi): de heilige dans dansen
sa’ambale (Nigeriaanse taal): een dans voor jonge mensen
sáamba (Kikongo): de initiatiegroep waarin iemand competent wordt voor politieke, sociale en religieuze functies
De samba werd voor het eerst geïntroduceerd in Europa rond 1923, maar werd pas na 1945 populair. De samba kreeg meer internationale bekendheid met het lied “Aquarela do Brasil” (bijna een volkslied voor deze natie).


samba