Deze zanger hoort u regelmatig tijdens de uitzendingen van Stepupzorgradio.
Cornelis (Kees) Pruis (Spaarndam, 7 maart 1889 – Amsterdam, 28 maart 1957) was een Nederlands cabaretier en volkszanger, die vooral populair was tijdens het interbellum. Hij staat vooral bekend om: Zij die niet slapen (1921), De kleinste (“in ‘t groene dal, in ‘t stille dal”) (1926), Ik zou wel eens willen weten wie mij thuis heeft gebracht (1927), De populaire feestmarsch (“en dat we toffe jongens zijn dat willen we weten…”) (1929), Twee ogen zo blauw (1929), Ik heb een spijker in mijn schoen (1931), O sergeant, ze hebben mijn sokken gestolen (1939) en Zit ik op mijn duivenplatje (1947).
Pruis was aanvankelijk groenteboer alvorens hij dankzij optredens in cafés en kleine theatertjes een populair revuezanger werd. Hij debuteerde in 1914 als zanger in de Schouwburg van Haarlem. Pruis stond bekend om zijn vrolijke, luchtige liedjes, waardoor hij de bijnaam “de gentleman-humorist” verkreeg. Hij was een van de eerste Nederlandse zangers die vaak op de radio optraden. Hij kon ook goed dronken mensen neerzetten, wat hem goed van pas kwam in komische liedjes als Waar woon ik? (1925) en Ik heb voor vannacht een kruier afgehuurd (1935). Ondanks zijn lichtvoetige reputatie nam Pruis ook weleens ernstig, geëngageerde nummers op, zoals Zij die niet slapen (1921).
Na de Tweede Wereldoorlog vormde hij samen met zijn zoon, Jan Pruis, een revueduo genaamd “Mr. Yank & Mr. Doodle”, dat optrad voor de Nederlandse soldaten die in Nederlands-Indië gelegerd waren. In 1957 overleed hij na een zware ziekte.
Chronologische discografie:
Oh gladde ring
Zilveren draden tussen ‘t goud
Kindjes laatste wens
Zij die niet slapen
Sinocotta
Oh Johanna
Waar woon ik?
How do you do?
De vrouw met de vrienden
Een hart van goud
Een recept voor een goed humeur
Mijn Karel is agent
Mijn neefje uit Amerika
Waarom loop je mij zo straal voorbij?
Helemaal alleen in je eentje
Nou vandaag de zorg opzij
Treesje
Radio idioot
De kleinste (“in ‘t groene dal, in ‘t stille dal”)
Twee voerlui (“een karretje langs de zandweg reed…”)
Ik zou wel eens willen weten wie mij thuis heeft gebracht?
Tante Griet, wat word je mager
Ome Ko heeft radio
Gescheiden van een heilsoldaat, deel 1 en 2
Je moest je schamen, Jozefien
Loflied op ons biertje
Tabé
Jongen mijn
Ramona
In die coupétjes
Konstantinopel
Lief, dierbaar moedertje
Oom en tante
Terug naar Purmerend
De schooier en zijn hond
Heb meelij, Jet
Hallo, mannetje van de radio
Aan het stille strand
Bimbamboela
Een damesfiets en een herenfiets
Loflied op de Hollandsche vrouw
De feestmars of Populaire feestmarsch
Daar klonk een alleraardigst melodietje
Voor jou
Twee ogen zo blauw
De oudjes doen het nog best
Mijn vrouw is op reis
Eet nooit rooie kool op maandag
De kleine vrouw (1930), parodie op De kleine man
Hallo, hier Hilversum (hier is de VARA)
IJs, ijs, ijs
De soldatenhond
In ‘t zilveren zand van het strand bij de zee
Ik heb geen auto, niet eens een motorfiets
Mag ik met jou de nieuwe tango dansen?
Arme gigolo
Tusschen Dam en Rembrandtsplein
Als die Elizabeth
Marie heeft een huzaar
Ik heb een spijker in mijn schoen
Fijne zus uit de autobus
Dat is de liefde der matrozen
Het zolderkamertje onder het dak
Auf wiederseh’n, my dear
Spreek je moeders taal
De vrouw van de smid is er vandoor
Dat was wonderbaarlijk, maar gevaarlijk
Jan Smid z’n vrouw is ‘m gesmeerd
We zijn net kleine jongens
Oh Johanna (met The Ramblers)
Het is net zo je zegt
Een ongeval op straat
Ik heb voor vanavond een kruier afgehuurd
Radio-Cocktail
De Lambeth dans
Zweven op Zee
Ome Koosje met zijn motorbootje
Adieu, mijn kleine gardeofficier
Morgen gaat het beter
Oh sergeant, ze hebben mijn sokken gestolen
De jongens aan de grenzen, de jongens aan de kust
Wij wandelen door weer en wind
Heerenmode
Koffiedik
Mijn vriend
Zit ik op mijn duivenplatje
Ik zou je graag wat zeggen
Ons hart is bij de jongens
Waarom groeien er in Mokum geen bananen?
Lach en vergeet, waarom zouden we treuren?


kees pruis